In Nederland en de meeste Europese landen wordt biodiesel bijgemengd in fossiele diesel. Je koopt het dus automatisch als je diesel tankt bij een pompstation.
Het bijmengpercentage wordt Europees geregeld en loopt langzaam op om het bedrijfsleven de kans te geven in te spelen op de ontwikkelingen. Voor 2020 was de doelstelling 10% hernieuwbare energie, zoals biodiesel, in vervoer. Inmiddels is in Europa afgesproken om in 2030 minimaal 14% hernieuwbare energie in vervoer te gebruiken. Dat betekent dat in 2030 14% van de brandstof die bij tankstations wordt verkocht uit hernieuwbare bron zoals biodiesel moet bestaan. Nederland heeft in de mobiliteitstafel van het Klimaatakkoord een hoger percentage afgesproken. In Europees verband wordt in het kader van de “Green Deal” gesproken over een hoger percentage.
Nee, voor de productie van grondstoffen voor biodiesel in de EU wordt geen waardevolle natuur aangetast. Dit geldt zowel voor waardevol bos als voor andere waardevolle natuur zoals graslanden met een hoge biodiversiteitswaarde. De Europese duurzaamheidscriteria waar de biodiesel aan moet voldoen staan niet toe dat grondstoffen worden gebruikt van land dat is ontbost. Die duurzaamheidscriteria staat in artikel 29 van de Europese Richtlijn voor hernieuwbare energie. Bovendien mag het aandeel biodiesel uit landbouwgewassen na 2020 niet meer groeien.
Gebruik van biobrandstof vermindert de CO2-uitstoot en draagt daardoor bij aan klimaatdoelstellingen. De mens gebruikt heel veel energie voor transport. Er is geen enkele energiebron die als enige in de totale energievraag kan voorzien. We hebben alle vormen nodig. Voor transport hebben we vloeibare biobrandstoffen nodig. Op dit moment gebruiken vrachtwagens en schepen minerale diesel. Voor die voer- en vaartuigen is biodiesel momenteel de belangrijkste alternatieve duurzame brandstof. Onderzoek naar voer- en vaartuigen op elektriciteit of waterstof staat nog in de kinderschoenen en een totale vervanging van het wagenpark is pas over minimaal 10 tot 20 jaar aan de orde.
Biobrandstoffen zijn vloeibare hernieuwbare brandstoffen en een alternatief voor vloeibare fossiele brandstoffen. Biodiesel wordt gemaakt uit plantaardige olie, dierlijk vet en afvalstoffen en residuen zoals gebruikt frituurvet. Het is mogelijk om uit hout een vloeibare biobrandstof te maken. Bijvoorbeeld met pyrolyse. Dat gebeurt echter alleen nog in het laboratorium of pilotschaal. Wel wordt hout gebruikt in elektriciteitscentrales die vaste fossiele brandstoffen zoals kolen stoken. Hierbij wordt een deel van de kolen vervangen door hout.
Alle biobrandstoffen die de CO2-uitstoot verminderen zijn een goed alternatief voor fossiele brandstoffen. De mens gebruikt heel veel energie voor transport en andere activiteiten. Er is daarom geen enkele energiebron die als enige in de totale energievraag kan voorzien. Op dit moment is de productie van algen nog niet schaalbaar en economisch onrendabel. In bijlage V van de Europese Richtlijn voor hernieuwbare energie staat hoe de CO2-emissiereductie wordt berekend en wat typische waarden zijn voor specifieke biobrandstoffen.
De lucht- en zeescheepvaart hebben momenteel nog geen wettelijke verplichtingen om de CO2-uitstoot te verminderen. Daar komt wellicht binnenkort verandering in. De Nederlandse overheid wil bovendien de binnenvaart verplichten een minimum percentage biobrandstof te gebruiken. Tot die tijd worden proeven uitgevoerd om de haalbaarheid te testen.
Wereldwijd gezien is er geen voedseltekort. Het feit dat mensen een tekort aan eten hebben is een verdelingsvraagstuk, aldus de FAO. Met name in ontwikkelingslanden, maar zelfs in ontwikkelde landen hebben mensen honger omdat hun inkomen te laag is om voedsel te kopen, bijvoorbeeld omdat ze geen werk hebben. Het gebruik van landbouwproducten voor biobrandstoffen biedt mensen op het platteland werk en daarmee een mogelijkheid om hun economische situatie te verbeteren. Daardoor kunnen ze eten kopen en kunnen hun kinderen naar school.
De rapportage van de Nederlandse Emissieautoriteit over 2019 laat zien dat er geen palmolie is gebruikt De biodiesel op basis van palmolie die elders in Europa wordt gebruikt is duurzaam geproduceerd. Het voldoet aan de duurzaamheideisen uit de Europese wetgeving. Duurzaamheidscertificatie garandeert dat.
Biodiesel van palmolie die in Europa wordt verkocht moet voldoen aan duurzaamheidscriteria. Die duurzaamheidscriteria staat in artikel 29 van de Europese Richtlijn voor hernieuwbare energie. Daardoor is de broeikasgasemissie lager dan die van minerale diesel. Je kunt namelijk palmolieplantages op een verantwoorde manier aanleggen, bijvoorbeeld zonder dat wordt ontbost. Maar er zijn ook verkeerde voorbeelden, waarbij wel is ontbost. Als het op de verkeerde manier gebeurt, en er wordt bos gekapt dat op veengrond staat, leidt de biodiesel van de palmolie van die plantage tot meer CO2-uitstoot dan fossiele diesel. Deze biodiesel voldoet dan niet aan de duurzaamheidscriteria en mag in Nederland en andere Europese landen niet worden verkocht. In 2018 is besloten dat gebruik van biodiesel op basis van palmolie tussen 2023 en 2030 in de lidstaten van de Europese Unie geleidelijk moet worden afgebouwd. Daarbij is 2019 het referentiejaar. Omdat in 2019 in Nederland geen biodiesel op basis van palmolie is verkocht kan het ook in de toekomst niet meer worden toegepast.
Ja, de Europese richtlijn eist dat alle schakels in de biobrandstofketen zijn gecertificeerd volgens een schema dat door de Europese Commissie is goedgekeurd. De Europese Commissie heeft momenteel meer dan tien vrijwillige schema’s goedgekeurd. Naast certificering houdt de overheid toezicht. In Nederland gebeurt dat toezicht door de Nederlandse Emissieautoriteit. (NEa). Deze toezichthouder rapporteert jaarlijks aan de Tweede Kamer over de voortgang die wordt geboekt. Het International Sustainability and Carbon Certification Scheme (ISCC) is in Europa het meest toegepaste certificeringssysteem. In Nederland waren in 2018 alle biobrandstoffen ISCC-gecertificeerd.
Dit systeem is goed doordacht en wordt zorgvuldig uitgevoerd. Het systeem wordt met verschillende stakeholders continue aangescherpt en verbeterd. Helaas is er in het verleden misbruik gemaakt van hiaten in het systeem. Hieruit zijn lessen getrokken, die hebben geleid tot verbetering van het ISCC-systeem. De laatste jaren is voornamelijk de traceerbaarheid van biobrandstoffen verbeterd. Bedrijfsleven en overheid werken nauw samen om de duurzaamheid te garanderen en traceerbaarheid te verbeteren.
Duurzaamheid omvat diverse aspecten: broeikasgasbalans, voedselconcurrentie, energievoorziening, biodiversiteit, welvaart en milieu. Die duurzaamheidscriteria staat in artikel 29 van de Europese Richtlijn voor hernieuwbare energie. Mits duurzaam geproduceerd is biodiesel beter dan fossiele dan diesel. De limiet op het gebruik van voedselgewassen voorkomt concurrentie met voedsel. Sterker nog, dit verbod maakt het voor een Europese boer op dit moment onaantrekkelijk om koolzaad of soja te telen. Omdat Europa graag minder afhankelijk wordt van de import van eiwitten, staat deze regel ter discussie. Soja is een belangrijk eiwitgewas. Een sojaboon bestaat voor 20% uit olie, maar levert 80% eiwitrijk meel en is daarmee een belangrijke voedingsstof.
Voor zwaar wegvervoer is biodiesel momenteel het belangrijkste alternatief. Met een minimaal volume heb je veel energie. De energie-inhoud van waterstof is de helft van die van biodiesel. Je hebt dus tweemaal zo veel nodig voor dezelfde afstand. Het produceren van waterstof kost veel energie in de vorm van elektriciteit. Er wordt wel onderzoek gedaan naar het verbeteren van het rendement van elektrolyse, momenteel de meest gebruikte techniek om waterstof te produceren. Maar de komende jaren is biodiesel het belangrijkste alternatief voor minerale diesel. Ook wordt gewerkt aan elektrische vrachtwagens. Daarvoor is een grote en zware accu nodig. Het bouwen van voldoende windmolens, zonneparken, accu’s en laadpalen om in de energie te voorzien kost tijd, terwijl biodiesel op dit moment al beschikbaar is.
Personenwagens op diesel zijn inderdaad minder populair, maar het is niet aannemelijk dat zwaar wegtransport (vrachtwagens) over 10 jaar al een beter alternatief heeft dan biodiesel. Biodiesel is bovendien een goed alternatief voor de zee- en binnenvaart. Die sectoren gebruiken veel diesel en zware stookolie.
De term eerste generatie wordt met name gehanteerd bij landbouwgewassen waarvan ook voedsel wordt gemaakt. Tweede generatie wordt geassocieerd met biobrandstof van afvalstoffen en residuen zoals gebruikt frituurvet. Derde generatie wordt vaak gekoppeld aan houtige biomassa en afvalstoffen die niet eetbaar zijn en waarvoor nieuwe technologie nodig is om biobrandstof te kunnen produceren. Officieel wordt dit geavanceerde biobrandstof genoemd. Voorbeelden zijn algen, stro, mest en houtige delen van landbouwgewassen.
Bij een gemiddeld verbruik van 1 liter per 20 km is 5 liter biodiesel nodig. Biodiesel weegt 0,88 kg/liter. Er is dus 5 liter biodiesel nodig, wat neerkomt op ongeveer 4,4 kg frituurvet.
1 ha koolzaad levert na persen van de zaden en extraheren van de olie en omzetting tot biodiesel ruim 1600 l biodiesel en 2400 kg koolzaadmeel. Bij een gemiddeld verbruik van 1 liter per 20 km is de som als volgt: 1600 liter X 20 km = 32000 km totaal per ha. 1 km = 1/32000 = 0,00003125. En dit maal 100 = 0,003125 ha = 31,25 m2 nodig om 100 km te rijden.
In Europa is afgesproken om in 2030 32% hernieuwbare energie te gebruiken en minimaal 14% in het transport. Mogelijk worden deze doelstellingen vanwege de Europese Green Deal nog verhoogd.
De Europese overheid verplicht leveranciers om in 2030 minimaal 14% hernieuwbare energie in brandstof te gebruiken. Om aan de algemene verplichting om minimaal 32% hernieuwbare energie te gebruiken moet Nederland meer doen in de transportsector dan alleen die 14%. Dat is afgesproken aan de Mobiliteitstafel die onderdeel is van het Klimaatakkoord.