De uitvinder van de dieselmotor, Rudolf Diesel, gebruikte meer dan honderd jaar geleden biodiesel op basis van pinda-olie om de eerste dieselmotor op te laten draaien. Biodiesel heeft goede smeereigenschappen, waardoor de motor soepel blijft draaien. Bovendien is biodiesel extreem laag in zwavel. Dat is goed voor het milieu, want fossiele diesel moet eerst ontzwaveld worden voor het als brandstof mag worden gebruikt.
De diesel die je in Europa tankt aan de pomp levert voor je automotor geen enkel probleem op. In Europa zijn vrijwel alle na het jaar 2000 geproduceerde voertuigen geschikt voor B7. Auto’s die niet geschikt zijn voor B7 zijn oudere auto’s of oldtimers. Een overzicht van de dieselauto’s in Europa die geschikt zijn voor B7 vind je op de website van de European Automobile Manufacturers Association. Ook website van de Rijwiel en Automobiel Industrie Vereniging (RAI) bevat informatie over biodiesel.
Veel personenauto’s kunnen al B30 mengsels aan. Ook vrachtwagens met moderne motoren kunnen al op hogere mengsel biodiesel rijden. Deze hogere mengsels worden niet aan de pomp verkocht, maar meestal aan bedrijven die een eigen pomp hebben voor hun wagenpark van bijvoorbeeld vrachtwagens of bestelbussen.