Om het aandeel hernieuwbare energie in het vervoer te verhogen en de broeikasgasuitstoot van transportbrandstoffen te verminderen, zijn Europese en nationale wetten en regels gangbare beleidsinstrumenten. De huidige systematiek is vooral gericht op het wegvervoer en verplicht de brandstofleveranciers van benzine en diesel om een jaarlijks toenemend aandeel hernieuwbare energie bij te mengen (de jaarverplichting) en om de broeikasgasemissies van de geleverde fossiele brandstoffen te reduceren (de reductieverplichting). De doelstelling voor 2030 is momenteel 14 procent hernieuwbare energie voor de transportsector in het algemeen. De opt-in voor zeescheepvaart zorgt sterke fluctuaties in de markt.
De verduurzaming van het vervoer door de lucht en over zee werd tot voor kort beperkt door het internationale karakter van deze sectoren, die daardoor lang buiten schot bleven van Europees of nationaal beleid. Inmiddels ontwikkelt ook de productie van hernieuwbare brandstoffen voor deze sectoren zich snel en staat vast dat ook de zee- en luchtvaart moeten verduurzamen.
Om dit te kunnen realiseren is een stabiele markt en zijn stimuleringsmaatregelen nodig. Stimuleringsbeleid moet zekerheid bieden voor het gebruik van hernieuwbare brandstoffen in de lucht- en scheepvaart op de lange termijn en moeten tegelijk een instrument zijn om het gebruik van hernieuwbare brandstoffen in het wegvervoer verder te laten toenemen.
Nieuwe investeringen zullen alleen worden aangetrokken door beleid dat op lange termijn zekerheid verschaft en bestaande en toekomstige investeringen in hernieuwbare brandstofsoorten voor alle transportmiddelen beschermt. De verduurzaming van vervoer vraagt om een stabiel en langjarig perspectief voor de fysieke inzet van alle soorten duurzame biobrandstoffen waarbij regels voor de afzonderlijke sectoren zorgen dat elke afzonderlijke sector zijn bijdrage levert.
In het wegtransport hebben de zogeheten bijmengverplichtingen aangetoond een betrouwbaar en effectief instrument te zijn om een groeiend gebruik van duurzame biobrandstoffen zeker te stellen. Bijmengverplichtingen gaan gepaard met strikte duurzaamheidscriteria, die al sinds lange tijd van kracht zijn, en nog niet zo lang geleden zijn aangescherpt.
Een dergelijke verplichting kan ook in de andere sectoren effectief zijn. Het is daarbij wel noodzakelijk dat de afzonderlijke sectoren zelf verantwoordelijk zijn voor hun eigen verduurzaming en de daarmee gepaard gaande kosten dragen. Om dat te bereiken is de invoering van afzonderlijke mandaten voor het wegvervoer, de luchtvaart en de (zee)scheepvaart absoluut noodzakelijk. Hoe eerder hoe beter. Niet wachten tot de implementatie van de REDIII in 2025, maar per 1 januari 2024.
Frank Bergmans, beleidsmedewerker duurzame ontwikkeling MVO